Arjan van Heusden

Arjan van Heusden

Er hebben heel wat Nederlanders voor Port Vale gespeeld dankzij de band tussen Piet Buter en John Rudge. Vaak werd het niet veel, maar er zijn twee spelers die er vier jaar ehbben gezeten. Robin van der Laan natuurlijk, een echte cultheld daar, en Arjan van Heusden. Van Heusden is in Nederland de grote onbekende, omdat hij hier nooit voor een profclub speelde, maar in Engeland kennen ze hem wel. Hij speelde in tien jaar tijd voor verschillende zes clubs. Omdat hij het langste bij Port Vale zat, had ik een goede reden om hem eens op te zoeken in Alphen aan den Rijn en te vragen naar zijn tijd in Engeland. Het resultaat is een interview met iemand die niet alleen in Engeland heeft gekeept, maar ook echt van het Engelse voetbal houdt.

Hoe komt de keeper van Noordwijk bij een Engelse profclub terecht?

“Dat is eigenlijk heel toevallig gegaan. Ik zat in mijn tweede jaar bij Noordwijk en onze trainer Henny Schipper kreeg een ongeluk. Daarom werd er een ad-interim aangesteld en dat was Piet Buter. Hij had nogal wat contacten in Engeland en kende John Rudge (de manager van Port Vale, red.) erg goed. Zo had hij Robin van der Laan ook al naar Engeland gebracht, terwijl hij trainer was bij FC Wageningen en Robin voor veertien wedstrijden was geschorst. Buter wist dat Rudge op zoek was naar een tweede keeper achter Paul Musselwhite en in de winter van 1993 ging ik daar op proef. Vijf dagen lang trainde ik mee met het eerste en tweede elftal en daarna ging ik weer terug naar Noordwijk. In de zomer van 1994 kreeg ik te horen dat ze me wilden hebben en toen ben ik gegaan.”

Kende je Port Vale al voordat ze contact met je zochten?

“Haha, nee helemaal niet. Toen ik het las, sprak ik het nog uit als Port Vaalen. Ik kon ze ook niet vinden op de landkaart. Ik dacht dat het ergens bij Birmingham lag, maar kreeg te horen dat het in Stoke-on-Trent was. Mijn eerste indruk van de stad was dat het een beetje grijs was. Het is een echte industriestad met die potteries. Niet dat het me tegenhield, want ik was 21 jaar en had zin in een avontuur. Port Vale was net in 1994 gepromoveerd naar de Championship, dus dat was wel behoorlijk niveau. Het eerste jaar heb ik bij Robin van der Laan gewoond, in Newcastle-under-Lyme. Na dat eerste seizoen ben ik op mezelf gaan wonen.”

Van de hoofdklasse naar het tweede niveau in Engeland is een behoorlijke stap. Heb je nooit aanbiedingen gehad van Nederlandse profclubs?

“Na mijn eerste jaar bij Noordwijk kon ik naar Haarlem en Sparta. Bij Haarlem kon ik voor twee jaar tekenen, maar dan was ik semi-prof. Bij Sparta kon ik voor één seizoen tekenen en dan zou ik de tweede keeper achter Edward Metgod worden. Dat heb ik toen niet gedaan en daardoor heb ik nooit betaald voetbal in Nederland gespeeld. Ik had dat wel willen doen, maar ik heb ook een fantastische tijd in Engeland gehad. Overigens heeft Sparta nog wel eens bij me geïnformeerd, maar dat is toen ook niets geworden. Ik heb nooit spijt gehad dat ik geen profvoetbal in Nederland heb gespeeld. Ik denk dat ik het wel had aangekund.”

Je komt als jonge, buitenlandse keeper bij een Engelse club met een typisch Engelse mentaliteit. Hoe is dat?

“Eigenlijk ging dat best goed. Ze testen je natuurlijk wel, maar als ze zien dat je aardig kunt voetballen, word je geaccepteerd. In het begin moest ik wennen aan het Engels dat ze spraken. Dat was totaal anders dan het Engels dat ik op school had geleerd en je moet de humor doorhebben. Humor is echt zo belangrijk in Engeland, dat moet je echt liggen. Met de eerste keeper Paul Musselwhite, kon ik goed overweg. Heel aardige kerel. We waren ongeveer gelijkwaardig, maar hadden ieder onze specifieke kwaliteiten. Het eerste jaar was ik duidelijk de tweede keeper. Mussy (Paul Musselwhite, red.) deed het goed en voor Rudge was er geen reden om hem ernaast te zetten. Ik heb alleen de laatste twee wedstrijden van het seizoen in het eerste gekeept. De eerste was uit tegen Charlton. Mijn vader was speciaal overgekomen voor die wedstrijd. Charlton had toen zo’n grote, donkere spits; Carl Leaburn. Die kreeg al snel een goede kans, maar ik pakte hem. Ik zat meteen in de wedstrijd en de spanning was weg. Beide wedstrijden gingen erg goed. Mijn contract werd dan ook verlengd en ik nam mezelf voor om in 1995 voor een plek als eerste keeper te gaan.”

Beviel het leven buiten het voetbal je goed?

“Het eerste seizoen keek ik mijn ogen uit. Zo speelden we een testimonial en bij ons deed Robbie Williams mee, die groot fan is van Port Vale. Heel aardige gast is dat trouwens. We waren in de kleedkamer en ineens kwam er een liedje langs van Take That. Hij ging meteen dansen en gek doen. Totaal geen vedetteneigingen. Voetballen kan hij trouwens helemaal niet, maar dat maakte niets uit haha. Later ging ik met Robin van der Laan in Birmingham een keer naar een concert van hem. Hij zag ons zitten en zwaaide naar ons. In de microfoon riep hij nog ‘Hey Laano’, tegen Robin. Dat is wel apart om mee te maken, want hij was toen al een wereldster. In Engeland heb je allemaal van die christmasparty’s met je werk. Wij als voetballers natuurlijk ook en dan ga je met het hele team op stap. Wij kwamen terecht in The Cricketers Arms, een pub in Newcastle-under-Lyme. Zie ik daar ineens Phil Taylor (groot fan van Port Vale, red.) lopen. Voor de zekerheid sprak ik hem aan met de vraag of hij toevallig niet die darter was en dat bleek zo te zijn. Dat soort dingen was ik natuurlijk allemaal niet gewend in het Nederlandse amateurvoetbal. Dan besef je pas dat je als voetballer erg bevoorrecht bent. Je maakt echt heel mooie dingen mee en dat besef je later pas goed als je weer een ‘gewoon’ leven hebt. In Engeland heb ik ook mijn vrouw Karen ontmoet en mijn twee zoons zijn er geboren. Die hebben nog altijd de dubbele nationaliteit. De oudste heb ik een paar jaar geleden meegenomen naar Nederland v Engeland en hij juichte toen Engeland scoorde, want daar is hij fan van. Ik heb wel eens aan hem gevraagd of hij, als hij de keuze had, voor Engeland of Nederland zou kiezen en dan kiest hij toch zijn geboorteland ook al woont hij hier al langer. Ik snap hem ook wel, want in Engeland heb je nog altijd dat men trots is op hun land, de stad en de club. Dat zou in Nederland ook wel wat meer mogen, vind ik. Ik vind Nederland een mooi land, maar dat negatieve zou wel wat minder kunnen.”

Je manager bij Port Vale destijds, John Rudge, had veel voor- en tegenstanders. Wat vond jij van hem?

“Je hoort vaak verhalen over Engelse managers dat ze autoritair boven de groep staan, maar ik vond Rudgie (John Rudge, red.) juist een toegankelijke man. Je kon altijd met je vragen bij hem terecht. Hij was een uitstekende manager. Vooral zijn aankoopbeleid was erg sterk. Tactisch vond ik het  minder. In Nederland zou hij een uitstekende technisch directeur zijn geweest. Ik heb nog altijd veel respect voor hem. Ten slotte is hij de man die me naar Engeland heeft gehaald. Rudge hield de spelers altijd scherp in de gaten. Stoke-on-Trent is niet zo’n grote stad en Rudgie had overal spionnen. Als je teveel had gezopen, wist hij dat meteen. Niet dat ik dat deed, want ik ben nooit zo’n stapper geweest. Maar je kent Engeland, daar heerste vooral destijds nog wel een echte drankcultuur in het voetbal. Zo werd er eens een speler aangehouden in zijn auto met een zonnebril op. De zon scheen niet, dus de politie vroeg hem om die af te zijn. Zijn ogen waren helemaal aan het draaien. Tsja, die mocht dus op het matje komen bij Rudge en dat wilde je niet als speler. Een minpunt aan Rudge vond ik dat hij mij een tijdje heeft gebruikt om Mussy een nieuw contract te laten tekenen. Dat van Musselwhite liep af in 1997 en dat van mij een jaar later. Mussy wilde niet bijtekenen en ik werd daarom op doel gezet om hem onder druk te zetten. Ik keepte toen best goed, maar nadat Mussy voor drie jaar had bijgetekend, moest ik weer naar de bank. Op dat moment voelde ik me gepiepeld en was ik het helemaal beu. Daarom ben ik in 97/98 ook een tijd ‘on loan’ bij Oxford geweest. Nadat Rudge in 1999 bij Port Vale werd ontslagen is hij uitgerekend naar Stoke City gegaan. Tot vorig jaar was hij daar technisch directeur. Ik denk niet dat hij nog iets gaat doen in het voetbal, want hij is ondertussen ook al 68.”

Zijn stap naar Stoke zal nogal gevoelig hebben gelegen, aangezien de Potteries derby nogal beladen is. Hoe waren de verhoudingen tussen jullie?

“Stoke City is natuurlijk de grotere club. Dat merk je aan alles. Die hebben een imposante historie. Wat dat betreft is Port Vale echt het kleine broertje, dat merk je wel. Maar juist in de vier jaar dat ik er zat, waren we gelijkwaardig aan ze. Het was toen aardig in balans. De ene keer wonnen wij en dan zij. De wedstrijden tegen Stoke waren echt prachtige derby’s. Ik heb ze meegemaakt op hun oude Victoria Ground en later ook in hun nieuwe stadion. Ik zal niet zeggen dat het net de Old Firm is, maar er is ook in Stoke flink wat haat en nijd. De sfeer was fantastisch tijdens die wedstrijden. De spelers van beide clubs konden wel goed met elkaar opschieten, maar de fans totaal niet. Ik was ook altijd op mijn hoede, vooral in het uitgaansleven. Niet dat ik bang was, maar je moet het ook niet gaan opzoeken (zo werd Robin van der Laan ooit aangevallen en geslagen door fans van Stoke City, terwijl hij een pizza bestelde, red.). In mijn laatste seizoen bij Port Vale degradeerde Stoke City naar League One en dat vonden onze fans wel mooi natuurlijk.”

In de jaren dat jij bij Port Vale zat, waren jullie een heel aardige club in de Championship, maar vooral die bekerstunts vielen me op in die jaren.

“We hadden een groep die zich enorm kon opladen voor bekerwedstrijden. Zeker als we tegen een club uit de Premier League speelden. Zo kwamen we in de League Cup Manchester United tegen toen ik net een paar maanden bij Port Vale zat. Het ging over twee wedstrijden. Dat was een geweldige ervaring. Old Trafford was toen al een imposant stadion, ondanks dat de derde ring er nog niet op zat. Zo’n stadion had ik nog nooit gezien. Tegen ons stelde Ferguson veel jonge spelers op. Een zogenaamde B-team, maar achteraf gezien zijn er daar veel van doorgebroken. Gary Neville, Paul Scholes, Nicky Butt en David Beckham bijvoorbeeld. Scholes debuteerde die wedstrijd en scoorde tweemaal. Maar het mooiste bekeravontuur was in de vierde ronde van de FA Cup in 1996. We kwamen Everton tegen die het jaar ervoor die beker hadden gewonnen. Het was januari en het hele land lag onder de sneeuw. Ik had zelfs moeite om de heuvels op te komen met mijn auto, zo glad was het. Everton v Port Vale was een van de weinige wedstrijden die doorging, omdat ze op Goodison veldverwarming hadden. De wedstrijd werd meteen de wedstrijd van de dag. We speelden echt ongelooflijk goed en het bleef 2-2, dus Everton moest twee weken later naar Vale Park kwamen. Die dag speelden we gewoon nog beter en een van onze beste wedstrijden ooit. We wonnen met 2-1 en schakelden zo de bekerhouder uit (in de pers werd de wedstrijd, die gespeeld werd op 14 februari, de St. Valentine’s Day Massacre genoemd, red.). In de volgende ronde stuntten we bijna opnieuw, want tegen Leeds bleef het 0-0 op Elland Road. Helaas verloren we daarna thuis met 1-2.”

In datzelfde jaar haalden jullie nog de bekerfinale van de allang verdwenen Anglo-Italian Cup. Wat vond je van dat toernooi?

“Dat was best een leuk bekertoernooi. Het was voor clubs uit de Engelse en Italiaanse tweede divisie. In de eerste ronde speelde je tegen vier Italiaanse clubs. Zo zijn wij naar Cesena en Perugia geweest. Vooral in Italië was de publieke belangstelling klein. Dan liep je zo’n grote betonnen bak in en zag je een paar honderd man zitten. Ik snapte wel dat het toernooi daarom later is afgeschaft, hoewel het als speler leuk is om zoiets mee te maken. Vliegen op Rome, een paar dagen in Italië verblijven, het zijn allemaal mooie ervaringen. Op Vale Park zaten er wel meer mensen dan Italië. Wij speelden op Vale Park tegen Ancona en Genoa. Bij die laatste club zat John van ’t Schip. We wonnen twee keer en speelden twee keer gelijk in de groepsfase. In de kwart- en halve finale kwam je uit tegen Engelse clubs, want de finale moest tussen een club uit Italië en eentje uit Engeland gaan. We versloegen eerste Ipswich Town en daarna West Bromwich Albion, zodat we naar Wembley mochten. Daar kwamen we weer Genoa tegen. Dit keer waren ze veel te sterk. Vicenzo Montella en John van ’t Schip deden allebei mee en het stond al snel 5-0 voor de Italianen. Uiteindelijk werd het nog 5-2, maar we waren kansloos. Maar op Wembley komen zijn toch weer dingen die je fijn even meepakt.”

Wembley, Old Trafford, Goodison Park, je hebt aardig wat mooie stadions gezien in Engeland. Welke staan je nog bij?

“Ik vond Old Trafford het meest imposant. Toen was het al een geweldig stadion. Hillsborough vond ik ook schitterend en ik heb tegen Sunderland gespeeld toen ze net in het Stadium of Light zaten. Dat had wel wat. Een nieuw, maar erg mooi stadion. Ik heb op een bepaald moment eens geteld hoeveel van de 92 clubs ik heb bezocht als keeper en er waren er zestien waar ik nooit had gespeeld. Het meest jammere vind ik dat ik Anfield nooit heb gezien. Dat is toch een magische naam in het Engelse voetbal. In de lagere divisies had je ook leuke stadions. Underhill van Barnet bijvoorbeeld met een enorme slope. Je merkte het echt als keeper als je bergop moest spelen. Uittrappen kwamen ineens een stuk minder verder. Oxford United, mijn tweede club in Engeland, had ook zo’n slope. Leuke stadionnetje trouwens, de Manor Ground met al die verschillende tribunes.”

Je noemt zelf al Oxford United, waar je in 1997 een paar maanden voor speelde ‘on loan’. Gezien de statistieken deed je het daar heel aardig.

“Port Vale was fantastisch, want we deden het erg goed en het is ook de grootste club waar ik voor heb gespeeld. Maar sportief gezien was mijn tijd bij Oxford het hoogtepunt in Engeland. In mijn eerste wedstrijd kregen we al snel een penalty tegen. Die pakte ik en daardoor had ik meteen het publiek achter me. Die hele wedstrijd keepte ik goed. Bij Oxford, dat in dezelfde divisie speelde als Port Vale, ging het allemaal zo lekker. Ik was belangrijk voor het elftal en pakte punten. Dat voelde heerlijk. Een van mijn mooiste herinneringen bij Oxford is de derde ronde van de League Cup. We speelden thuis tegen Tranmere en het werd 1-1. Penalty’s dus. Ik pakte de beslissende en dat voelt zo geweldig voor een keeper. Eind oktober hadden we een zware serie met Oxford. We moesten uit tegen Birmingham City en Stoke City en thuis tegen Manchester City. We scoorden geen één keer in die wedstrijden, maar we kregen er ook geen enkele tegen. Ik was toen echt op de top van mijn kunnen. Manager Dennis Smith wilde me dan ook hebben, maar Rudge vroeg te veel geld en ik moest terug naar Port Vale. De wedstrijd erop zat ik weer op de bank en we speelden uitgerekend tegen Oxford United. Dat deed me wel pijn. In de zomer erop deed Oxford weer een poging om me aan te trekken, maar ze hadden toen grote financiële problemen en konden me niet betalen. Uiteindelijk tekende ik bij Cambridge, maar ik had extra lang gewacht want stiekem had ik nog de hoop dat Oxford me kon betalen.”

Achteraf gezien maar een goede keuze, want waar Oxford degradeerde ging Cambridge juist omhoog.

“Bij Cambridge maakte ik mijn beste trainer mee in Engeland: Roy McFarland. John Rudge was heel goed als manager, maar qua tactiek was er niemand beter dan McFarland. Je merkte aan alles dat hij op hoog niveau had gespeeld (tweemaal kampioen met Derby County en 28 interlands, red.). Ik had wat pech bij Cambridge, want ik brak tweemaal mijn hand. Uiteindelijk heb ik toch nog een groot aandeel gehad in de tweede plek voor Cambridge, waardoor we promoveerden (naar League One, red.). Het ging daar ontzettend lekker. Ik ben niet echt bijgelovig, maar op een bepaald moment bleven we meer dan tien wedstrijden op rij ongeslagen. Ik zette voor de wedstrijd steeds een bepaalde cd op en dat bleef ik doen, totdat we uiteindelijk een keer verloren. Mijn mooiste wedstrijden bij Cambridge waren de twee tegen Sheffield Wednesday. Wij zaten in League Two en Wednesday was een middenmoter in de Premier League. In principe kansloos dus. Wednesday had toen Di Canio, Benito Carbone, Wim Jonk en Des Walker en die speelden ook allemaal. Eerst moesten we naar Hillsborough. We hadden toen Trevor Benjamin in de spits lopen. Die liep altijd blind door op de keeper om hem onder druk te zetten. Dat deed hij tegen Wednesday ook, toen Andy Hinchcliffe de bal terug speelde op Kevin Pressman. Die schrok zich rot en Benjamin pakt de bal en scoort. 0-1 na drie minuten. Daarna hebben we 87 minuten onder vuur gelegen, maar stiekem is dat wel lekker als keeper. Je voelt je op een bepaalde moment onoverwinnelijk als er geen bal in gaat. We wonnen met 0-1 en de return werd 1-1 en daarin speelden we echt goed. Een ronde later verloren we pas na penalty’s van Nottingham Forest. Ik heb twee leuke jaren gehad bij Cambridge, maar ook zij kwamen in de financiële problemen. Daarom zocht ik naar een nieuwe club. Ik heb meegetraind bij Barnsley, maar uiteindelijk ging ik naar het zuidwesten van Engeland: Exeter.”

Bij Exeter maakte je de jaren mee dat de club naar de afgrond afgleed. Heb je daar zelf toen iets van meegekregen?

“In de documentaire van Tom Egbers (That Final Day, red.) komen die twee bestuursleden voor die later in de gevangenis zijn gestopt. Ik zag al meteen dat ze niet deugden,. Echte boeven, dat zei ik nog tegen mijn vrouw toen ik ze voor het eerst zag. Uiteindelijk ben ik vanwege die twee vertrokken bij Exeter. Ik heb er overigens wel een mooie tijd gehad. Het zuidwesten van Engeland is een fijn gebied om te wonen. Het leven is er wat gemoedelijker en gaat net even wat trager. In de zomer is het aangenaam om te wonen daar vanwege het zachte klimaat. Overigens regende het ooit maanden aan een stuk toen ik er zat. Van de herfst tot aan de lente. Dat vond ik helemaal niet erg, want ik speel graag in de regen. Die twee boeven hadden Uri Geller naar de club gelokt als erevoorzitter. Over hem geen kwaad woord. Aardige kerel. Hij kwam een keer in de kleedkamer en vertelde dat hij één keer zou laten zien hoe hij een lepel kon buigen. Ik weet niet hoe hij het deed, maar die lepel werd helemaal slap. Voor de rest kwam hij niet zoveel bij de club, het was vooral een PR dingetje. Michael Jackson kwam ook een keertje langs dankzij Geller, maar toen zat ik al iets verderop bij Torquay United.”

Het zuidwesten van Engeland beviel je dus wel?

“Voordat ik naar Torquay ging was ik op proef geweest bij Clyde in Schotland en had ik vijf duels voor Mansfield gekeept. Tegen die laatste club keepte ik altijd goed, vandaar dat ze me wilden hebben. Maar het geld was daar op, zodat ze me geen lang contract konden aanbieden. In november 2002 ging ik naar Torquay en daar keepte ik samen met Kevin Dearden. De ene keer stond hij erin, de andere keer ik. In het seizoen 03/04 stonden we met vijf wedstrijd te gaan acht verliespunten achter op Huddersfield. We moesten hen bijhalen om te promoveren. De laatste vijf potten stonden ik op doel en ineens werd Huddersfield zenuwachtig. Bij ons ging het lopen. We pakten tien punten uit vier wedstrijden. Met nog één wedstrijd te gaan, stond Huddersfield nog maar twee punten voor. Wij moesten naar Southend en Huddersfield naar Cheltenham. Ons doelsaldo was beter, dus als wij zouden winnen moest Huddersfield dat ook doen. Bij ons werd het 1-2, maar Huddersfield stond tegenover tien man in Cheltenham. Het lukte ze echter niet om te winnen en wij promoveerden. In de zomer tekende ik nog bij, maar eigenlijk hadden mijn vrouw en ik al besloten terug te gaan naar Nederland. In november besloten we dat ook te gaan doen. Veendam toonde nog interesse, maar ik wilde me op mijn maatschappelijke carrière richten en ging terug naar de amateurs.”

Dus geen zogenaamd zwart gat voor je?

“Daar heb ik totaal geen last van gehad. Misschien is het oppakken van een maatschappelijke carrière nog wel mijn grootste prestatie. Politieagent leek me wel wat en ik startte hier met de opleiding. Daarnaast keepte ik nog voor Rijnsburgse Boys. Later ging ik naar FC Lisse en daarmee werd ik in 2008 landskampioen bij de amateurs, ook heel leuk om mee te maken. Eigenlijk had ik toen moeten stoppen, maar ik ben nog een jaartje gaan keepen. Tegenwoordig ben ik wijkagent in Rotterdam en dat doe ik met veel plezier. Van het befaamde zwarte gat heb ik daardoor gelukkig nooit last gehad. Ik kijk met veel plezier en dankbaarheid terug op mijn voetbalcarrière. Ik heb dankzij het keepen dingen meegemaakt die veel jongens van mijn leeftijd niet meemaken. Heimwee naar het voetbal heb ik niet, ondanks dat het een mooie tijd was. Sinds ik ben gestopt ben ik nog een keertje terug geweest bij Port Vale. In 2007 waren we in Engeland en toen zijn we er even gestopt en heb ik mijn jongens het stadion laten zien. Mijn oude ploeggenoot Martin Foyle was er destijds manager en die leidde ons rond. Ik vond het mooi om te zien dat mijn naam op de Wall of Fame staat daar. Toch een teken dat ze je waarderen. Mijn oudste wil graag een keer naar Engeland voor het voetbal. Hij is helemaal gek op Liverpool, dus ik neem hem een keertje mee naar Anfield. Dan heb ik dat stadion tenminste eindelijk een keer gezien.”

13 Reacties op “Arjan van Heusden

  1. Geweldig interview.
    Heb het met plezier gelezen. Hij hoeft er nog maar 16 dus misschien kun je hem bewegen om na Liverpool ook de overige stadions te doen.

  2. Ik kende hem niet, maar die heeft echt wel een fantastische carrière gehad. Volgens mij ben jij wel jaloers op hem, Joris? 😉

  3. Ik ken hem uit Championship Manager 1999. Toen heb ik hem nog gekocht met Kidderminster Harriers

  4. Leuk interview om te lezen, binnenkort ook weer een Foreign Fan? Dit soort interviews over spelers/fans uit niet-PL zijn vaak geweldig om te lezen.

  5. Geweldig stuk! Mooi om zulke verhalen te lezen, is toch geweldig als speler dat je zo iets mee kan maken..

  6. William van Holsteijn

    Leuk om te lezen en eerlijk gezegd kende ik hem niet. Leuk om dit soort ´inside interviews´ te lezen, dan krijg je iets mee van die tijd. Ik mag dat wel!

  7. Goed interview!

  8. Erg leuk interview, met veel plezier gelezen.

  9. Mooi interview Joris! Heb de beste man enkele malen mogen ontmoeten rondom wedstrijden van Torquay United. Een erg vriendelijke gast!

  10. Heb hem zien spelen met Oxford United tegen Stockport County in de dagen dat ik in Stockport woonde. Elke wedstrijd van County een programmaboekje halen en dan kwam je altijd wel ergens een Hollandse naam tegen. Goede keeper.

  11. Greetings from England. In your days at Exeter I was a staff member and our son Ben was a mascot, in keeper kit! The years fly by, Ben is now 22 and is off to Groningen University in September, we wondered if you were near there? Whilst Ben is actually a referee his main sport is Target Rifle Shooting and he has rep’d GB!!! Roger Monksummers (roger.monksummers@sky.com or on facebook)

  12. Arjan is een collega. Fijne vent om mee te werken en zeer sociaal in de omgang. Hij zit bij ons op zijn plek.

Plaats een reactie